Rasbeschrijving van de Engelse Bulldog – 2

Het Hoofd

Alleen fig 03 toont de juiste verhoudingen tussen schedel en voorsnuit.

Hoofd en schedel: De schedel moet groot zijn in omtrek, de omtrek ( gemeten voor de oren ) ongeveer gelijk aan de schouderhoogte van de hond.

Van voren gezien moet het zeer hoog lijken van de hoek van de onderkaak tot het hoogste punt van de schedel; ook zeer breed en vierkant, de wangen moeten goed rond zijn en zijdelings voorbij de ogen uitsteken.

Van opzij gezien moet het hoofd zeer hoog en kort zijn, vanaf de achterzijde tot de punt van de neus.

Bovenstaand hoofd heeft de juiste verhoudingen tussen schedel en voorsnuit.

Het voorhoofd moet vlak, noch bol, noch naar beneden voor het gelaat uitsteken, en het vel op het voorhoofd en hoofd zeer los en gerimpeld, de voorhoofdsbeenderen komen zeer ver naar voren, breed, vierkant en hoog; diep, wijd en een inkeping tussen de ogen.

Vanaf de stop moet een brede en diepe groef naar voren lopen tot het midden van de schedel en deze moet tot op de top van de schedel te volgen zijn.

Het gezicht van voren gezien moet van jukbeen tot de neus kort zijn en de huid ervan gerimpeld. De snuit moet kort, breed en opwaarts gericht zijn, en diep van de ooghoek tot de hoek van de mond.

Neus en neusgaten moeten groot, breed en zwart zijn, en onder geen voorwaarde leverkleuring, rood of bruin; de top ligt terug, vrijwel tussen de ogen.

De karakteristieke stand-off expressie

De afstand van de binnenhoek van het oog ( of van het middelpunt van de stop tussen de ogen ) tot het uiterste punt van de neus, moet groter zijn dan de lengte van de punt van de neus tot de rand van de onderlip. De neusgaten moeten groot en wijd zijn met daartussen een duidelijke zichtbare, rechte, verticale lijn.

De neusrimpels moeten zo weinig ontwikkeld zijn dat ze niet voorbij de neus komen, onderbroken bovendien, alsof ze uit twee soorten bestaan; eentje over de neus, en de andere ongeveer onder de ogen ontspringend en naar beneden weglopend, zodoende een extra accent gevend aan de snuitbreedte. Deze vorm van bescheiden rimpeling kan geen huidproblemen geven en levert de `finishing touch` aan de `stand-off`expressie.

De “lay–back” nader bekeken: De lay-back houdt in dat de neus terug ligt, in verhouding tot de naar voren stekende onderkaak.
Er kan een denkbeeldige onderbroken lijn getrokken worden die begint bij de kin, de neuspunt raakt en doorloopt via het voorhoofd naar het hoogste punt van de schedel.

De perfecte is heel moeilijk te verkrijgen want het vraagt van alle vier de raakpunten en wat daaronder zit een foutloze hoedanigheid. Waartoe ook behoort een neusrimpel die achter de neuslijn ophoudt.

De bovenlippen “chops, moeten dik en breed, zeer diep neerhangen; zij moeten aan de zijkanten ( niet van voren) geheel over de onderkaak reiken. Zij moeten van voren tot de onderlip komen en de randen gemakkelijk bedekken. De kaak moet breed, massief en vierkant zijn, de onderkaak moet duidelijk van voren uitsteken en opwaarts gericht zijn.
Gezien vanaf de voorkant moet de verschillende proporties van het gezicht volkomen gelijk aan elkaar zijn, als men een denkbeeldige lijn trekt van de top van de schedel naar de punt van de onderkaakOgen: Van voren gezien, moeten de ogen laag in de schedel liggen, zover mogelijk van de oren af.
De ogen en de stop moeten in een rechte lijn liggen, op welke de groef loodrecht staat.
Zij moeten zover mogelijke van elkaar staan, maar de buitenste hoeken moeten wel binnen de buitenste lijnen van de wangen liggen.
Rond van voren, matig groot, noch diep liggen, noch uitpuilen en moeten in kleur zeer donker wezen – bijna zwart – , zij mogen geen wit tonen wanneer de hond recht vooruit kijkt. De oogleden moeten zwart zijn. Vrij van duidelijke oogproblemen. De juiste oogvorm is rond en bijna zwart, maar vanwege wat er zich rondom het oog afspeelt, geeft hij niet de “die” eerste indruk. Het zijn de oogkas/ wenkbrauw ontwikkeling en de maten en soort van rimpeling die afleiden van de gewenste oogvorm. De plaats van de ogen in relatie tot die van de neus komt voort uit het belang van de `stand-off ‘ uitdrukking en de daarmee samenhangende `lay-back’.

Fig 04 toont de goede onderkaak, deze moet belangrijk voor de bovenkaak uitsteken ( ondervoor bijter ) en is opwaarts gebogen.
Fig 03 is in deze acceptabel

Mond: Brede vierkante kaak, de onderkaak moet voor de bovenkaak uitsteken en is opwaarts gebogen.

Zij moet breed en vierkant zijn en de zes smalle snijtanden tussen de hoektanden moeten in een regelmatige rij staan.

De tanden moeten groot en sterk zijn en mogen niet gezien worden bij een gesloten mond. Van voren gezien moet de onderkaak direct onder de bovenkaak uitkomen en parallel eraan. De kaak moet breed, zwaar en vierkant zijn.

Fig 04 toont de goede oren, rozeoor genoemd.
De oren moeten hoog op het hoofd zijn aangezet, in grootte moeten klein en dun zijn.

Oren: De oren moeten hoog aangezet zijn – met andere woorden, de voorste binnen rand van elk oor moet (van voren gezien) de buitenste lijn van de schedel bij de hoek van die omtreklijn ontmoeten, zodat zij ver uit elkaar liggen en zo hoog en zo ver van de ogen als mogelijk.
Zij moeten klein en dun zijn, “Roze oor” is juist, d.w.z. het oor vouwt aan het achtergedeelte binnenwaarts, zodat een deel van het inwendige zichtbaar is.

Het hoofd is in de rasstandaard een belangrijk onderdeel. Veel van de raskenmerken zijn zichtbaar in het hoofd en maakt voor een groot gedeelte de bulldog met zijn specifieke uiterlijke kenmerken. Wanneer de bulldog op een hondenshow deelneemt kunnen de meeste punten behaald worden op het hoofd.