Loopsheid en de dracht.
Loopsheid en dektijdstip
Onder loopsheid verstaan we de periode, waarin de teef de bloederige uitscheiding vertoont en waarin de teef zich laat dekken. De loopsheid omvat dan ook de volgende perioden uit de ovulatiecyclus:
– de 9 dagen durende pro-oestrus, gekenmerkt door de bloederige uitscheiding;
– de 9 dagen durende oestrus, gekenmerkt door de welwillendheid van de teef om zich te laten dekken;
– enkele dagen van de met-oestrus, waarin de teef nog wel voor de reu blijft staan , maar waarin een eventuele dekking waarschijnlijk geen bevruchting meer oplevert.
Bij elkaar opgeteld duurt de loopsheid dus ongeveer drie weken, maar de verschillende stadia van de ovulatiecyclus kunnen verkort of verlengd zijn. Op de ze wijze kan de tijdsduur van de loopsheid variëren van ongeveer vier dagen tot vier weken. Veel fokkers hopen, dat hun teef volgens het boekje reageert en laten haar dekken op de tiende dag van de loopsheid ( eerste dag van de oestrus) Meestal levert zo`n dekking wel resultaat, zeker als twee dagen later nog een extra dekking kan plaats vinden, Maar indien de loopsheid is verkort of verlengd, wordt op deze wijze de dekking vaak op een onjuist tijdstip verricht. Om meer zekerheid te hebben rondom de dektijdstip kan er bij de hond ook een bloedtest afgenomen worden. Door middel van progesteronbepaling is het juiste moment te bepalen. Door om de 2 tot 3 dagen kwantitatief, dus exact, de hoeveelheid aanwezig progesteron in het bloed te meten kan het optimale dekmoment bepaald worden.
Vlak voor de ovulatie begint bij de hond de follikel reeds met de productie van het progesteron. Een stijging van het hormoongehalte is een hele goede aanduiding om de teef te laten dekken.
Dracht
Gemiddeld komen tien tot dertig eicellen in de pro-oestrus tot rijping. Bij een dekking kunnen ze in principe ook allemaal worden bevrucht, maar ze zullen lang niet allemaal tot een pup leiden.
Sommige kiemcellen komen niet eens tot hun eerste deling, andere sterven reeds af voor ze zich in de baarmoeder wand kunnen nestelen. Tijdens de ontwikkelingsfase van de pups kunnen twee of meer pups elkaar belemmeren bij de groei. Meestal sterft dan een embryo af. Van dat afsterven wordt niets bemerkt. De dode pup wordt opgelost en de afvalstoffen worden via de bloedbaan uit de baarmoeder weggevoerd.
De vrucht wordt omgeven door een drietal vliezen. Direct om de vrucht ligt het amnion. In deze ruimte is een kleine hoeveelheid vruchtwater aanwezig. Het buitenste vlies, het chorion, zorgt voor de verbinding met de baarmoederwand. Alle contactplaatsen bij elkaar worden de placenta genoemd. Bij honden is de placenta manchet-vormig. Aan de beide uiteinden van deze ring liggen cellen, die een typisch groen pigment vormen, dat na de geboorte van de pups nog wel eens een groene lichaamskleur lijkt ge geven. Tussen het amnion en het chorion ligt de allantoïs, die beschouwd kan worden als een externe en foetale urineblaas.
Door de vulling van de baarmoeder zal de baarmoederwand geen prostaglan-dines gaan produceren, zodat het voortbestaan van het gele lichaam niet in gevaar komt. Het gele lichaam blijft onder invloed van het luteïne hormoon van de hypofyse voorkwab het drachtigheidshormoon progesteron produceren. Dit progesteron is van groot belang. Tijdens de draagtijd zorgt het progesteron voor het feedback systeem naar de hypofyse, waardoor geen nieuw follikelstimulerend hormoon(FHS) zal worden afgegeven. Voorts remt het progesteron de afgifte van oxytocine van de hypofyse achterkwab, zodat prikkeling van de baarmoederspieren achterwege blijft.
Om niet geheel en al afhankelijk te zijn van het luteïniserend hormoon – progesteron systeem, heeft het lichaam de beschikking over nog een tweetal systemen.
Ten eerste produceert het chorion het choriongonadotropine. Dit choriongonadotropine stimuleert op min of meer dezelfde wijze als het luteïne hormoon het gele lichaam. Bij de mens wordt na gedane arbeid het gonadotropine in de urine uitgescheiden. Met simpele doe het zelf test kunnen vrouwen vaststellen of zij zwanger zijn of niet. Deze tests zijn bij honden niet bruikbaar.
Ten tweede produceert het chorion zelf ook progesteron, evenals een aanvankelijk geringe hoeveelheid oestrogeen. Aan het eind van de dracht neemt de productie van oestrogeen toe.
De veranderde hormoonevenwichten kunnen de teef tot vraatzucht brengen. Toch is het beter die vraatzucht tegen te gaan, want ten eerste gaat er al een behoorlijke tijd overheen voor de eicellen zich in de baarmoederwand implanteren ( circa tien tot veertien dagen ) en ten tweede is er gedurende de eerste vijf weken nauwelijks groei van de embryo’s waar te nemen. Pas gedurende de laatste drie weken van de dracht is er een explosieve groei van de vruchten, zodat de teef dan ook behoorlijk moet kunnen eten.